april 6, 2021 bron KFPS
De fokkerijraad heeft sinds begin dit jaar een nieuwe voorzitter: Jan Vriend. De gepensioneerde Noord-Hollander fokt op kleine schaal met Friese paarden, tuigpaarden én kippen. ‘Fokkerij zit in mijn hart.’
Zijn Friese merrie Voekjen Kroon AAA (Teeuwis 389 x Tamme 276) heeft net haar elfde veulen op de wereld gezet: Renske fan Meren-State (Wibout 511). ‘Het veulen was wat vroeg, maar alles is goed gegaan’, vertelt Jan Vriend opgelucht. Zijn vijftienjarige vruchtbare merrie uit stam 8 heeft hij bewust met een laagverwante hengst gecombineerd. ‘Met al die stempelhengsten als Beart 411, Tsjalle 454 en Norbert 444 wil ik wel graag wat onverwante hengsten gebruiken, anders zie ik aankomen dat we een keer vastlopen.’
Slag gemaakt in informatievoorziening
Naast enthousiast fokker is Jan sinds begin 2021 voorzitter van de fokkerijraad. ‘We hebben de afgelopen jaren een enorme slag gemaakt in de informatievoorziening rondom de fokkerij’, geeft hij aan. Hij noemt de testen voor de erfelijke afwijkingen waterhoofd en dwerg in 2014 een belangrijke mijlpaal. ‘Aangeboren afwijkingen en gezondheidsproblemen bij Friese paarden komen eigenlijk elke vergadering van de fokkerijraad wel weer over tafel.’ Het houdt mensen bezig en daarmee ook de fokkerijraad. ‘Je wilt eigenlijk ook zo snel mogelijk een test voor aortaruptuur, eczeem en slokdarmverwijding‘, verwoordt hij de wens. ‘Dat zijn echter gebreken die niet zo eenvoudig vererven, het vraagt dus meer wetenschappelijk onderzoek om veterinair betrouwbare testen te kunnen maken. We maken stapjes vooruit, het staat continu op de agenda, maar het is een langdurig proces.’
Laagverwante hengsten
Kiezen voor laagverwante hengsten is dan toch één van de maatregelen die fokkers zelf kunnen nemen in het streven een zo gezond mogelijk veulen te fokken, redeneert hij voor zijn eigen fokkerij. ‘Door de tools op de KFPS-website hebben we een heel professioneel pakket aan hulpmiddelen om de beste hengsten uit te zoeken.’ De totaalindex, waarbij verwantschap is verwerkt, is ook zo’n voorbeeld van een goed hulpmiddel. ‘Dat helpt wanneer je de breedte in de fokkerij wilt houden. Met hengsten als Omer 493 en Wibout 511 hebben we laagverwante hengsten waarbij er ook fok in die lijn zit. Want onverwant zonder prestatie brengt natuurlijk niets. Als het dan met een laagverwante hengst lukt, is dat extra mooi.’ Overigens, fokwaarden zijn een hulpmiddel, zo benadrukt hij. ‘Je kent je eigen merrie, hebt een gevoel bij de hengst en weet waar je de accenten op legt, en uiteraard kijk je dan naar de fokwaarden met een schuin oog, zeker bij jonge hengsten waar nog weinig van bekend is.’
Centraal Onderzoek korter?
En ja, ook Vriend kiest voor jongere hengsten. ‘De hele samenleving gaat sneller, de fokkerij ook.’ Kan het ook te snel? Dat is een vraag die de fokkerijraad komende zomer ook bij de kop pakt. ‘In de dressuur vinden ze een paard van acht of negen jaar jong. Wij vinden drie jaar jong.’ Het onderzoek naar de inspanning van de jonge hengsten, afgelopen najaar gestart, gaat wetenschappelijke handvatten geven. ‘Met de voorrijdagen zie je dat de hengsten al op jonge leeftijd behoorlijk belast worden, ze zijn amper drie jaar. Dan komt er ook nog een CO van 70 dagen achteraan. Het gaat erom de aanleg in te schatten, niet om een compleet sportpaard af te leveren. Gevoelsmatig denk ik dat de duur van het CO wel korter kan nu we meer nadruk op de voorrijdagen leggen.’